1 Tim. 1:
1 Paulus, een apostel van Christus Jezus naar de opdracht van God, onze Heiland, en van Christus Jezus, onze hoop,
2 aan Timoteus, mijn waar kind in het geloof: genade, barmhartigheid en vrede zij u van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Here.
3 Doe, zoals ik u bij mijn reis naar Macedonie aangeraden heb: blijf nog te Efeze, om sommigen te bevelen geen andere leer te brengen,
4 noch zich bezig te houden met fabels en eindeloze geslachtsregisters, die veeleer moeilijkheden ten gevolge hebben dan door God gegeven leiding in het geloof.
5 En het doel van (alle) vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloof.
6 Door dit spoor te verlaten zijn sommigen vervallen tot ijdel gepraat;
7 zij willen leraars der wet zijn, zonder ook maar te beseffen wat zij zeggen of waarover zij zo stellig spreken.
Het woord vertaald “fabels” komt van het Griekse woord “muthos” en dit woord betekent, 1) gesproken woord, 2) verhaal, 3) een werkelijke geschiedenis, 4) een verzinsel, een fabel, en/of een onwaarheid.
Het woord vertaald “geslachtregisters” komt van het Griekse woord “genealogia” en dit woord betekent, 1) afstamming, een geslachtsregister.
Als we goed naar deze tekst kijken dan zien we een verband met het niet brengen van een andere leer enerzijds en anderzijds, fabels, eindeloze geslachtsregisters en diegene die leraars van de wet willen zijn. Dit alles geeft te denken!
We zien dat fabels, eindeloze geslachtsregisters en leraars der wet willen zijn in relatie tot elkaar genoemd worden. Dit laat een duidelijk beeld zien dat dit mensen waren met een Joodse achtergrond.
Sinds de Messias, de Christus, is gekomen is het Mozaitische systeem tot een einde gekomen.
(Handl. 6: 11- 13; Handl. 15: 1- 29; Koll. 2: 14- 16; Hebr. 7: 24; Hebr. 8: 1- 13)
Sinds het Mozaitische systeem tot een totaal einde is gekomen met de komst van Christus was er totaal geen waarde meer aangaande Joodse fabels en afkomst.
Dus nee, er hoefde niet gesproken te worden over geslachten en geslachtsregisters.
Dat was onnodig.
Het deed er niet meer toe tot welke stam iemand behoorde.
Israel had een nieuw verbond gekregen, Jer. 31: 31- 34, en dit verbond was voor iedereen, eerst voor de Jood en daarna voor de Heiden, en deze werden één lichaam met één herder.
(Efeze 2: 11- 22)
Geslachtsregisters vormden geen doel meer!
Titus 3:
8 Dit is een getrouw woord en ik wil, dat gij op dit punt een krachtig getuigenis geeft, opdat zij, die hun vertrouwen op God gebouwd hebben, ervoor zorgen vooraan te staan in goede werken. Die zijn schoon en voor de mensen nuttig;
9 maar dwaze vragen, geslachtsregisters, twist, en strijd over de wet moet gij ontwijken, want dat is nutteloos en doelloos.
10 Een mens, die scheuring maakt, moet gij, na hem een en andermaal terechtgewezen te hebben, afwijzen;
11 gij weet immers, dat zo iemand het spoor geheel bijster is, en dat hij zondigt, terwijl hij zichzelf veroordeelt.
Ook in deze tekst zien we een aantal belangrijke zaken.
Titus, de evangelist, wordt door Paulus gewaarschuwd. Ware gelovigen moeten vooraanstaan in goede werken. Dit is schoon en nuttig voor de mensen!
Daarna, in contrast spreekt Pauls over 1) dwaze vragen, 2) geslachtsregisters, 3) twist, en 4) strijd over de wet, deze dingen zijn nutteloos en doelloos.
Interessant hier is, zoals ook in de vorige tekst, dat dwaze vragen, geslachtsregisters en strijd over de wet in dezelfde zin genoemd worden.
Dit geeft opnieuw te denken dat dit allemaal in relatie staat met mensen met een Joodse achtergrond.
En ook hier geldt weer dat het van geen enkel belang meer was van welke stam iemand afstamde. Dit was allemaal verdwenen met de komst van het tweede verbond, het verbond van Christus.
Titus 1:
10 Want velen willen van geen tucht weten: het zijn ijdele praters en misleiders, vooral die uit de besnijdenis zijn.
11 Men moet hun de mond snoeren, daar zij gehele gezinnen ondersteboven keren en, om oneerlijke winst te maken, onbehoorlijke dingen leren.
12 Iemand uit hun kring, hun eigen profeet, heeft gezegd:Leugenaars zijn de Kretenzen altijd, beesten en vadsige buiken.
13 Dit getuigenis is waar. Daarom, weerleg hen kortweg, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof,
14 en niet het oor lenen aan Joodse verdichtsels en geboden van mensen, die zich van de waarheid afkeren.
15 Alles is rein voor de reinen, maar voor hen, die besmet en onbetrouwbaar zijn, is niets rein. Maar bij hen zijn zowel het denken als het geweten besmet.
16 Zij belijden wel, dat zij God kennen, maar met hun werken verloochenen zij Hem, daar zij verfoeilijk en ongehoorzaam zijn en niet deugen voor enig goed werk.
In deze tekst wordt gesproken over gezonde leer enerzijds en het oor lenen aan Joodse verdichtsels anderzijds. Ja, deze twee zaken stonden, staan, in contrast met elkaar.
Het Griekse woord vertaald “verdichtsels” komt van het Griekse woord “muthos”, we kwamen dit woord eerder tegen in 1 Timotheus 1 vers 4, en dit woord betekent, 1) gesproken woord, 2) verhaal, 3) een werkelijke geschiedenis, 4) een verzinsel, een fabel, en/of een onwaarheid.
Wat waren deze fabels, verdichtsels precies?
Dat is moeilijk te bepalen. Maar het lijkt erop dat dit verhalen, tradities, legendes waren waar nog steeds waarheid uit ontleend werd, maar het was geen waarheid. En toch waren ze daar constant over aan het strijden.
Al deze teksten laten zien dat er geen enkele waarde te ontlenen was aan geslachten en geslachtregisters. Dit omdat de Jood een nieuwe wet had gekregen en daar ging het om geloof in God door Jezus Christus. Er was geen onderscheid meer.
Hoe nauwgezet de Israëlieten aan deze geslachtsregisters vasthielden, wordt geïllustreerd door de situatie die zich na de terugkeer uit Babylon voordeed, toen sommigen die beweerden van priesterlijke afkomst te zijn, hun register niet konden vinden.
Zerubbabel bepaalde dat zij niet van de allerheiligste dingen, bestemd voor de priesterschap, mochten eten totdat zij hun afstamming in het openbaar konden laten vaststellen.
(Neh. 7: 63- 65)
En zo waren er nog veel meer redenen waarvan wij zien dat zolang het Mozaitische systeem bestond het wel degelijk van essentieel belang was om te weten wie iemand was.
En zo waren geslachtregisters essentieel.
Fill. 3:
4 Ofschoon ik voor mij wel reden zou hebben om ook op vlees vertrouwen te stellen. Indien een ander meent op vlees te kunnen vertrouwen, ik nog meer:
5 besneden ten achtsten dage, uit het volk Israel, van de stam Benjamin,
6 een Hebreeer uit de Hebreeen, naar de wet een Farizeeer, naar mijn ijver een vervolger van de gemeente, naar de gerechtigheid der wet onberispelijk.
7 Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus’ wil schade geacht.
8 Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen,
9 en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof.
Ja, als er iemand was die zich op een geslacht zou mogen beroemen, dan zou Paulus een goede kandidaat zijn!
Maar wat schrijft Paulus? Al deze dingen waren vuilnis voor hem en hij gaf dit alles prijs, omwille de gerechtigheid in Christus.
Ja er was alleen gerechtigheid beschikbaar in Christus.
En dat naar de verkiezing van genade. Dat naar het geloof!
Dit alles laat zien dat voor Paulus afkomst geen enkele waarde meer had, en dit was ook zo geworden voor alle Joden.
Dit is een zeer krachtige tekst die een heel duidelijk beeld aangaande de waarde van “vleselijke Israeliet.” Volgens Paulus was er geen waarde aan “de vleselijkheid van de Israeliet”, maar wel aan de Israeliet die in Jezus geloofde!